ECLI:NL:CRVB:2014:1053
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- D.S. de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om toelating tot maatschappelijke opvang ingevolge de Wmo
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, een in 1947 geboren man van Surinaamse afkomst, heeft een verzoek ingediend om toelating tot maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Hij was langdurig niet rechtmatig in Nederland en had te maken met verschillende gezondheidsproblemen, waaronder epilepsie en mobiliteitsbeperkingen na een herseninfarct in 2006. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft zijn aanvraag op 17 augustus 2011 afgewezen, met de argumentatie dat de geboden crisisopvang voldeed aan de verplichtingen onder het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij een eigen kamer nodig had voor de begeleiding die hij volgens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) rechtmatig zou moeten ontvangen. Hij stelde dat zijn huidige woonsituatie de zorgverlening bemoeilijkte. De Raad heeft echter geoordeeld dat niet is aangetoond dat de begeleiding uitsluitend in zijn eigen woonomgeving kon plaatsvinden. Ook de argumenten over de geboden opvang en de adequaatheid daarvan werden door de Raad verworpen. De verklaring van de huisarts gaf niet aan dat een eigen kamer noodzakelijk was voor de zorgverlening.
De Raad concludeert dat het college niet verplicht was om verdergaande opvang te bieden dan de geboden noodopvang. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen, en de eerdere uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.