ECLI:NL:CRVB:2014:1140
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin het beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Groningen ongegrond werd verklaard. Het college had op 1 oktober 2012 besloten de bijstand van appellante in te trekken met terugwerkende kracht en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. Appellante maakte bezwaar, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet-verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. Appellante stelde dat zij in verwarring was door het gelijktijdig lopende strafrechtelijke traject en dat het college haar onvoldoende had geïnformeerd over de noodzaak om ook tegen het bestuursrechtelijke besluit op te komen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante haar bezwaar na de wettelijke termijn van zes weken had ingediend en dat er geen gronden waren voor een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad benadrukte dat het college aan zijn informatieplicht had voldaan door een duidelijke rechtsmiddelenclausule in het besluit op te nemen. Appellante had zelf moeten informeren naar de mogelijkheden om tegen het besluit op te komen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.