ECLI:NL:CRVB:2014:1144
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand op basis van onduidelijkheid over woonsituatie en inbreuk op inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Utrecht. De appellant had op 13 oktober 2011 een aanvraag voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar deze aanvraag werd op 21 november 2011 afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant geen medewerking had verleend aan het onderzoek naar zijn hoofdverblijf, wat leidde tot een schending van de inlichtingenverplichting. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep betoogde de appellant dat er geen redelijke grond was voor het afleggen van een huisbezoek en dat er geen 'informed consent' was verleend. De Raad oordeelde echter dat er wel degelijk een redelijke grond was voor het huisbezoek, gezien de eerdere afwijzing van een bijstandsaanvraag in 2009 en de twijfels over de juistheid van het opgegeven adres. De Raad bevestigde dat de rechtbank terecht had overwogen dat het college geen andere, minder ingrijpende middelen had om het recht op bijstand te onderzoeken.
De Raad ging verder in op de kwestie van 'informed consent' en concludeerde dat, hoewel niet aan deze eis was voldaan, het gebruik van de bevindingen van het huisbezoek niet ontoelaatbaar was. De Raad benadrukte dat de appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting had geschonden door geen volledige informatie te verstrekken over zijn woon- en leefsituatie. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van de appellant af.