ECLI:NL:CRVB:2014:1203
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens onjuiste inlichtingen over woon- en leefsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Appellante had op 17 juli 2012 een aanvraag ingediend, waarbij zij aangaf woonachtig te zijn op een adres in Rijswijk. Echter, het college heeft deze aanvraag afgewezen op basis van onjuiste inlichtingen over haar woon- en leefsituatie, omdat zij feitelijk niet op het opgegeven adres verbleef.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante op 16 december 2011 een huurovereenkomst had voor een woning in Rijswijk, maar deze was in mei 2012 ontbonden en de nutsvoorzieningen waren op 16 juli 2012 afgesloten. De woning werd op 2 oktober 2012 ontruimd. Appellante verbleef sinds mei 2012 bij haar moeder in Den Haag, wat zij als tijdelijk beschouwde. De Raad oordeelde echter dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat dit verblijf tijdelijk was en dat appellante haar woonplaats in Rijswijk had behouden.
De Raad concludeerde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat haar woning onbewoonbaar was en dat het college niet verplicht was haar aanvraag door te zenden naar de gemeente Den Haag. De aanvraag om bijstand werd terecht afgewezen, en het hoger beroep van appellante werd verworpen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.