Uitspraak
OVERWEGINGEN
€ 21.000,- naar de Rabobankrekening heeft overgemaakt en dat deze bankrekening op
19 januari 2012 ook weer op naam van [naam ex-partner] is gesteld. De stelling dat het op de en/of-rekening staande tegoed ook in de tussenliggende periode tot het vermogen van [naam ex-partner] is blijven behoren, is niet onderbouwd met stukken. Het enkele feit dat [naam ex-partner] op 6 mei 2011 een bedrag van € 21.000,- naar de en/of-rekening heeft overgemaakt en dat deze bankrekening met het daarop aanwezige saldo op 19 januari 2012 op zijn naam is komen te staan, is daarvoor onvoldoende. Nu appellante mederekeninghouder was van de en/of-rekening betekent dat dat zij de gelden op die rekening in de periode van 6 mei 2011 tot 19 januari 2012 feitelijk kon aanwenden ter voorziening in de kosten van haar levensonderhoud. Dat zij ten aanzien van deze rekening nimmer transacties heeft verricht maakt dit niet anders. Het feit dat het huwelijk van appellante met [naam ex-partner] op 23 december 2011 nietig is verklaard leidt niet tot een ander oordeel. De relatie met de mederekeninghouder is in dit verband niet relevant.
ex-echtgenoot en dat betrokkene hierover dan ook niet ten behoeve van haarzelf kon beschikken zonder dat daardoor een terugbetalingsverplichting tegenover de ex-echtgenoot zou ontstaan. Nog daargelaten dat het hier een voorlopig oordeel betrof, kan het beroep op deze uitspraak appellante niet baten, reeds omdat de feitelijke situatie van appellante op wezenlijke onderdelen verschilt van de feiten en omstandigheden die aan dit voorlopig oordeel ten grondslag hebben gelegen.