ECLI:NL:CRVB:2014:1277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van ZW-uitkering en arbeidsgeschiktheid na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de intrekking van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich per 17 mei 2005 ziek had gemeld als machine operator vanwege knie- en buikklachten, alsook verminderde psychische belastbaarheid door verslavingsproblematiek. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde appellant in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant ontving vervolgens een WW-uitkering en meldde zich meerdere keren ziek, met als laatste ziekmelding op 1 oktober 2010, waarvoor hij ziekengeld ontving wegens psychische klachten gerelateerd aan drugsgebruik.
Op 28 juni 2012 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij niet langer arbeidsongeschikt werd geacht voor de maatgevende arbeid, en zijn ZW-uitkering werd per 2 juli 2012 ingetrokken. Het bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Arnhem oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er onvoldoende reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Appellant stelde dat de verzekeringsartsen zich baseerden op verouderde medische informatie en dat hij op de datum in geding geen medicatie gebruikte, wat zou wijzen op een toename van psychische klachten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig onderzoek hadden gedaan en dat er geen objectieve medische gegevens waren die de stellingen van appellant onderbouwden. De Raad concludeerde dat appellant geschikt was voor de in 2007 geduide functie van stikker meubelkleding, en dat de stelling dat medicijngebruik een belemmering vormde voor het verrichten van deze arbeid niet werd onderbouwd. De Raad wees erop dat de huisarts in zijn rapporten geen duidelijke aanwijzingen gaf voor een toename van de klachten die het werken in de weg zouden staan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.