Uitspraak
23 december 2010, 10/193 (aangevallen uitspraak).
Centrale Raad van Beroep
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 22 januari 2014, wordt de weigering van een WAO-uitkering aan appellante besproken. Appellante had van 1 oktober 2004 tot 3 februari 2005 een WAO-uitkering ontvangen, maar deze werd ingetrokken omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Na een periode van werkhervatting viel appellante opnieuw uit, voornamelijk door psychische klachten. Het Uwv weigerde haar een WAO-uitkering met toepassing van artikel 43a van de WAO na een verkorte wachttijd van vier weken. De Raad benoemde een psychiater als deskundige om de situatie van appellante te onderzoeken. De psychiater concludeerde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet voldoende rekening hield met de complicaties die na 2004 waren opgetreden door de chronische depressie van appellante. De deskundige stelde dat appellante in de periode van 16 april 2008 tot 14 mei 2008 toegenomen beperkingen had en dat de FML op meerdere onderdelen moest worden bijgesteld. De Raad oordeelde dat er geen redenen waren om het oordeel van de psychiater niet te volgen en droeg het Uwv op om een nieuwe FML op te stellen, rekening houdend met de bevindingen van de deskundige. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van appellanten in het kader van arbeidsongeschiktheid.