Uitspraak
OVERWEGINGEN
2 januari 2012 van appellant ontvangen beroepschrift derhalve niet tijdig door de rechtbank is ontvangen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Marokko verblijft, had hoger beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van zijn verzet door de rechtbank. De rechtbank had eerder de aanvraag van de appellant om een AOW-pensioen afgewezen, omdat niet was aangetoond dat hij AOW-pensioen had opgebouwd. Het bezwaar tegen deze afwijzing was ook ongegrond verklaard. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift te laat was ingediend.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij in Nederland had gewerkt en dat de afwijzing van zijn AOW-aanvraag onvoldoende gemotiveerd was. De Centrale Raad van Beroep onderzocht de ontvankelijkheid van het hoger beroep en concludeerde dat het hoger beroepschrift weliswaar op 12 april 2012 was ontvangen, maar dat het tijdig was ingediend op basis van de poststempel. Echter, volgens de wet kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank zoals in deze zaak, wat betekent dat de Raad niet bevoegd was om het hoger beroep te behandelen.
De Raad oordeelde dat er geen sprake was van evidente schending van de eisen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen, zoals door de appellant niet was aangetoond. Daarom verklaarde de Centrale Raad van Beroep zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De uitspraak werd gedaan door E.E.V. Lenos, in aanwezigheid van griffier O. Hovens, en werd openbaar uitgesproken op 18 april 2014.