Uitspraak
mr. Van Willigen verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. P.J. Reith.
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem. Appellante, die ziek was geworden op 6 december 2011, had recht op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 1 januari 2012. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft echter op 19 januari 2012 besloten dat appellante weer geschikt was voor haar arbeid, en heeft de ZW-uitkering per 26 januari 2012 beëindigd. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard op 7 maart 2012.
De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij de beoordeling van de verzekeringsartsen heeft onderschreven. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij door schouderklachten en psychische klachten niet in staat was om haar werk te verrichten. Ter ondersteuning heeft zij medische brieven overgelegd van orthopedisch chirurg A.W.J. Vreeling.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben gedaan naar de gezondheidstoestand van appellante. De Raad concludeert dat appellante op 26 januari 2012 geschikt was voor haar arbeid, en dat de argumenten van appellante in hoger beroep geen aanleiding geven om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.