ECLI:NL:CRVB:2014:1307
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en medische beperkingen in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Roermond. De appellant, die in het verleden meerdere keren een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) had aangevraagd, had zich op 13 augustus 2009 opnieuw ziek gemeld. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 11 april 2011, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 20 juni 2011 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 37,14% werd vastgesteld.
Het Uwv verklaarde het bezwaar van de appellant tegen dit besluit ongegrond in een besluit van 13 maart 2012. De rechtbank Roermond heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn eerdere gronden en stelde hij dat hij volledig arbeidsongeschikt moest worden geacht gezien zijn beperkingen.
De Raad heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig bekeken. De Raad concludeert dat het medisch onderzoek naar de beperkingen van de appellant op een zorgvuldige wijze is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft relevante medische informatie en het dossier bestudeerd, en de Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de klachten van de appellant zijn onderschat of onjuist zijn geïnterpreteerd. De Raad bevestigt dat de belasting in de voorgehouden functies de belastbaarheid van de appellant niet overschrijdt, en dat hij in staat is deze functies te vervullen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.