ECLI:NL:CRVB:2014:1319

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
22 april 2014
Zaaknummer
11-4623 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bronsveld, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had op 17 juni 2011 een beslissing genomen in een geschil dat betrekking had op de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 juli 2013 een tussenuitspraak gedaan waarin de commissie sociale zekerheid van de gemeente Breda werd opgedragen om een gebrek in hun besluit van 6 oktober 2010 te herstellen. Appellant heeft op 10 december 2013 het hoger beroep ingetrokken, omdat de commissie het besluit had hersteld en het bezwaar alsnog gegrond had verklaard. Appellant verzocht de Raad om de commissie te veroordelen in de proceskosten.

De Raad heeft vastgesteld dat de commissie aan appellant tegemoet is gekomen door het bezwaar gegrond te verklaren. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Raad geoordeeld dat de commissie in de proceskosten moet worden veroordeeld, aangezien appellant redelijkerwijs kosten heeft moeten maken voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 974,- voor zowel het beroep als het hoger beroep, plus € 29,40 aan reiskosten, wat leidt tot een totaalbedrag van € 1.977,40.

De Centrale Raad van Beroep heeft de commissie dan ook veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan appellant. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 april 2014, ondertekend door de voorzitter Y.J. Klik en griffier E. Blijleven-de Vries.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 april 2014
11/4623 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 17 juni 2011, 10/4863 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de commissie sociale zekerheid van de gemeente Breda (commissie)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.J. Bronsveld, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Raad heeft op 9 juli 2013 een tussenuitspraak gedaan waarin aan de commissie is opgedragen om binnen zes weken het gebrek in het besluit van 6 oktober 2010 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Bij brief van 10 december 2013 heeft mr. Bronsveld namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de commissie te veroordelen in de proceskosten.
De commissie heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat appellant het hoger beroep heeft ingetrokken omdat de commissie het gebrek in het besluit van 6 oktober 2010 heeft hersteld met inachtneming van de tussenuitspraak van 9 juli 2013. De commissie heeft besloten het bezwaar alsnog gegrond te verklaren, omdat geen sprake is van een maatregelwaardige gedraging.
Nu de commissie niet heeft betwist dat aldus aan appellant is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om de commissie te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 974,- in beroep en € 974,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand en € 29,40 aan reiskosten, in hoger beroep in totaal € 1.977,40.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt de commissie in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag van € 1.977,40.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2014.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) E. Blijleven-de Vries

HD