ECLI:NL:CRVB:2014:1328
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 4 mei 2009 uitgevallen was door lichamelijke en psychische klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft het procesverloop en de medische onderzoeken van het Uwv beoordeeld. De rechtbank had vastgesteld dat het geneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd, en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de gezondheidstoestand van appellante per 2 mei 2011 in een ander licht zouden stellen. De Raad kwam tot de conclusie dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was en dat de aan de schatting ten grondslag liggende functies passend waren.
Appellante stelde in hoger beroep dat zij volledig arbeidsongeschikt was, maar de Raad oordeelde dat haar eigen mening, zonder medische onderbouwing, niet voldoende gewicht had. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 april 2014.