ECLI:NL:CRVB:2014:1333
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van AOW-uitkering op basis van nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had een verzoek om herziening ingediend met betrekking tot de afwijzing van zijn aanvraag voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder, op 18 april 2007, de aanvraag afgewezen omdat de appellant niet verzekerd was voor de AOW. Het bezwaar van de appellant tegen deze afwijzing werd niet-ontvankelijk verklaard. Later, op 4 december 2007, werd het verzoek om herziening van de afwijzing ook afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de herziening konden rechtvaardigen.
De rechtbank Amsterdam had op 18 maart 2009 het beroep van de appellant tegen de afwijzing van de Svb ongegrond verklaard. De Raad had op 12 november 2009 het hoger beroep tegen deze uitspraak niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig was ingediend. De appellant heeft in zijn verzoek om herziening en in hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van zijn recht op AOW. De Raad overweegt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar enkel voor het aanvoeren van nieuwe feiten die niet eerder bekend waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat de rechtbank de afwijzing van het herzieningsverzoek op goede gronden heeft gedaan. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 18 april 2014.