ECLI:NL:CRVB:2014:1340
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om de herziening van de WIA-uitkering van appellant, die sinds 1999 arbeidsongeschikt is door fysieke klachten gerelateerd aan HIV. Appellant ontving aanvankelijk een WAO-uitkering van 80 tot 100%, maar deze werd later verlaagd naar 35 tot 45%. In 2009 meldde hij zich opnieuw ziek met klachten van hoofdpijn, maagklachten en vermoeidheid. Het Uwv besloot in 2011 dat zijn uitkering ongewijzigd bleef, maar in 2012 werd dit besluit herzien en werd de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 45 tot 55%. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige als zorgvuldig en juist beschouwde.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn klachten en stelt hij dat zijn situatie is verslechterd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat er geen reden is om anders te oordelen dan de rechtbank. De Raad bevestigt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die de eerdere conclusies zou kunnen ondermijnen. De Raad concludeert dat appellant in staat is om de geduide functies te vervullen en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er wordt geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.