ECLI:NL:CRVB:2014:1340

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
12-4805 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak gaat het om de herziening van de WIA-uitkering van appellant, die sinds 1999 arbeidsongeschikt is door fysieke klachten gerelateerd aan HIV. Appellant ontving aanvankelijk een WAO-uitkering van 80 tot 100%, maar deze werd later verlaagd naar 35 tot 45%. In 2009 meldde hij zich opnieuw ziek met klachten van hoofdpijn, maagklachten en vermoeidheid. Het Uwv besloot in 2011 dat zijn uitkering ongewijzigd bleef, maar in 2012 werd dit besluit herzien en werd de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 45 tot 55%. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige als zorgvuldig en juist beschouwde.

In hoger beroep herhaalt appellant zijn klachten en stelt hij dat zijn situatie is verslechterd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat er geen reden is om anders te oordelen dan de rechtbank. De Raad bevestigt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die de eerdere conclusies zou kunnen ondermijnen. De Raad concludeert dat appellant in staat is om de geduide functies te vervullen en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er wordt geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

12/4805 WAO
Datum uitspraak: 23 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
18 juli 2012, 12/911 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2014. Namens appellant is verschenen mr. Willering. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. drs. F.A. Steeman.

OVERWEGINGEN

1.1.Appellant is op 2 november 1999 wegens fysieke klachten verband houdende met HIV uitgevallen voor zijn werk als schoonmaker. In verband daarmee heeft appellant vanaf einde wachttijd een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en vanaf 20 november 2003 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Daarbij zijn de beperkingen van appellant vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 4 september 2003.
1.2. Appellant heeft zich op 1 juli 2009 vanuit de situatie dat hij een werkloosheidsuitkering ontving ziek gemeld met hoofdpijn, maagklachten en lichamelijke vermoeidheidsklachten. Appellant is in dat verband op 19 oktober 2009 en vervolgens op 29 juli 2011 op het spreekuur van de verzekeringsarts geweest. Deze heeft op basis van anamnese, bestudering van het dossier en een onderzoek van de psyche vastgesteld dat de huidige medische situatie ten opzichte van het laatste onderzoek ongeveer stationair is gebleven en dat er geen aanwijzingen zijn dat de benutbare mogelijkheden ten opzichte van de beoordeling in september 2003 zijn gewijzigd. Het Uwv heeft appellant hierop bij besluit van
29 augustus 2011 meegedeeld dat zijn WAO-uitkering ongewijzigd wordt vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
1.3. Bij besluit van 7 juni 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 29 augustus 2011 - in navolging van de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts neergelegd in het rapport van 31 januari 2012 en van de bezwaararbeidsdeskundige neergelegd in het rapport van 2 mei 2012 - onder vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op 45 tot 55% (alsnog) gegrond verklaard. Appellant is daarbij belastbaar geacht conform de FML van 4 september 2003 en geschikt geacht voor de functies van melkgift-monsternemer, besteller post/pakketten en huishoudelijk medewerker, leidend tot een verlies aan verdienvermogen van 53,13%.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - voor zover van belang - het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij geen aanleiding gezien voor twijfel aan de rapporten van de (bezwaar)verzekeringsarts. De rechtbank is ook niet gebleken dat de rapporten van de (bezwaar)verzekeringsarts onzorgvuldig tot stand gekomen zijn of ondeugdelijk zijn gemotiveerd. Naar het oordeel van de rechtbank is de medische grondslag van het bestreden besluit dan ook juist. De rechtbank heeft voorts geen aanknopingspunten gevonden voor de conclusie dat appellant in medisch opzicht niet in staat zou zijn om de geduide functies te verrichten. De arbeidsdeskundige heeft uitvoerig gemotiveerd waarom de signaleringen geen overschrijding van de belastbaarheid van appellant betekenen.
3.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt dat zijn klachten erger zijn geworden. Hij heeft veel last van lichamelijke vermoeidheid, hoofdpijn, maagklachten en depressie.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Er bestaat ten aanzien van de medische onderbouwing van het bestreden besluit geen reden anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. Er is sprake geweest van een zorgvuldig verricht medisch onderzoek waarover op inzichtelijke wijze is gerapporteerd. Verder is informatie van de behandelend internist van 29 oktober 2009 en 31 januari 2012 meegewogen. Er bestaat, mede gelet op de medische informatie van de internist, geen aanleiding voor twijfel aan de conclusies en bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts dat de medische situatie van appellant niet is gewijzigd ten opzichte van de laatste beoordeling in september 2003. Volgens de bezwaarverzekeringsarts is appellant in staat tot fysiek lichte werkzaamheden gedurende 20 uur per week en maximaal 4 uur per dag. Appellant heeft in hoger beroep - hoewel aangekondigd - geen medische informatie overgelegd die tot een andersluidend oordeel zou moeten leiden.
4.2.
Gegeven de voor appellant vastgestelde belastbaarheid moet appellant in staat geacht worden de geduide functies te verrichten. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 2 mei 2012 uitvoerig gemotiveerd - en na overleg met de verzekeringsarts - aangegeven waarom de geduide functies voor appellant geschikt te achten zijn. Er bestaat geen aanleiding voor twijfel aan de bevindingen en conclusies van de bezwaararbeidsdeskundige.
5.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 en 4.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
6.
Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2014.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) D. Heeremans

JL