ECLI:NL:CRVB:2014:1378
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor WIA-uitkering na arbeidsongeschiktheid door nierklachten
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar aanvraag voor een WIA-uitkering was afgewezen. Appellante, die als algemeen medewerker in een restaurant werkte, was op 1 december 2008 uitgevallen door lichamelijke klachten. Na een beoordeling door een verzekeringsarts in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), werd vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit leidde tot de conclusie dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering.
In bezwaar heeft de bezwaarverzekeringsarts de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aangepast, maar concludeerde dat de eerder vastgestelde functies nog steeds geschikt waren voor appellante. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen en dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berustte. Appellante herhaalde in hoger beroep dat haar klachten ernstiger waren dan het Uwv had aangenomen, maar de Raad voor de Rechtspraak onderschreef de overwegingen van de rechtbank.
De Raad concludeerde dat de geschiktheid van de functies voldoende was aangetoond en dat er geen nieuwe gegevens waren die de eerdere conclusies konden weerleggen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 23 april 2014.