ECLI:NL:CRVB:2014:1392

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
12-6540 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten van levensonderhoud

In deze zaak gaat het om de weigering van bijzondere bijstand voor de aanschaf van een koelkast, gasfornuis, bed en matras door appellanten, die bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellanten dienden op 22 november 2011 een aanvraag in voor bijzondere bijstand, welke door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht op 18 januari 2012 werd afgewezen. Het college stelde dat de kosten voor duurzame gebruiksgoederen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en uit eigen inkomen of vermogen moeten worden betaald. Tevens werd er geen bewijs geleverd van bijzondere omstandigheden die de aanvraag zouden rechtvaardigen.

De rechtbank Utrecht verklaarde het beroep van appellanten tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep stelden appellanten dat zij niet in staat waren om te reserveren voor de kosten en dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de noodzaak van vervanging van de goederen. Ze wezen op de beschadigingen die hun uit huis geplaatste kinderen in 2010 hadden aangericht en op hun grote schuldenlast. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat appellanten niet voldoende bewijs hadden geleverd voor een acute noodzaak tot vervanging van de goederen. Bovendien werd gesteld dat de kosten als incidenteel voorkomend en algemeen noodzakelijk moesten worden beschouwd, en dat deze uit het bijstandsinkomen moesten worden betaald.

De Raad concludeerde dat het college de aanvraag terecht had afgewezen, omdat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die de noodzakelijke kosten van het bestaan rechtvaardigden. Het hoger beroep werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/6540 WWB, 12/6541 WWB
Datum uitspraak: 15 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 1 november 2012, 12/665 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [Appellante] (appellante) te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. D. Gürses, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend en desgevraagd een stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Gürses, die ook is opgetreden voor appellante. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door E. Bruinsma.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvangen bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden. Op 22 november 2011 hebben zij een aanvraag om bijzondere bijstand ingevolge de WWB ingediend voor de kosten van aanschaf van een koelkast, een gasfornuis, een bed en een matras.
1.2.
Bij besluit van 18 januari 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 23 april 2012 (bestreden besluit), heeft het college deze aanvraag afgewezen. Hieraan ligt ten grondslag dat de kosten van duurzame gebruiksgoederen behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en daarom uit het eigen inkomen of vermogen moeten worden betaald. Daarnaast is niet gebleken van bijzondere omstandigheden. Bovendien is niet aangetoond dat de kosten noodzakelijk zijn, en als ze zich al voordoen dan is geen gebruik gemaakt van een voorliggende voorziening, te weten een lening bij de Kredietbank.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Appellanten bestrijden dat zij voor de kosten waarvoor zij bijzondere bijstand hebben aangevraagd, hebben kunnen reserveren. Zij stellen dat het college onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de noodzaak van de vervanging van de gevraagde goederen. De noodzakelijke vervanging is deels het gevolg van beschadigingen in 2010 die hun nadien uit huis geplaatste kinderen hebben aangebracht. Daarnaast hebben appellanten grote schulden. Een aanvraag bij de Kredietbank had geen zin omdat deze vanwege de aanwezigheid van schulden bij voorbaat zou worden afgewezen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellanten hebben niet aan de hand van oude betalingsbewijzen van de te vervangen spullen of door middel van foto’s of een verklaring van een reparateur aannemelijk gemaakt dat sprake is van een acute noodzaak tot vervanging van de goederen. Maar ook wanneer aangenomen moet worden dat wel sprake is van een dergelijke noodzaak, dan is van belang dat het hier gaat om kosten die worden gerekend tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen op bijstandsniveau, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van zich plotseling voordoende, onvoorzienbare omstandigheden of andersoortige bijzondere omstandigheden die aan reservering voor de vervanging in de weg hebben gestaan. Het hebben van een schuldenlast kan niet als een zodanige bijzondere omstandigheid worden gezien. Voorts is de eis van het college dat eerst een aanvraag om een lening bij de Kredietbank moet worden gedaan niet onaanvaardbaar te achten.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het college de aanvraag van appellanten terecht heeft afgewezen, omdat geen sprake is van uit bijzondere individuele omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. Het hoger beroep slaagt dan ook niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2014.
(getekend) J.C.F. Talman
(getekend) M.R. Schuurman

IJ