In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schiedam inzake de toekenning van bijzondere bijstand voor eigen bijdragen voor rechtsbijstand. Appellante had aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) voor eigen bijdragen die zij had moeten betalen in verband met rechtsbijstand. Het college had deze aanvragen gedeeltelijk toegewezen, maar appellante was van mening dat zij recht had op een hogere vergoeding. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in detail onderzocht, waaronder de aanvragen van appellante en de besluiten van het college. De Raad oordeelde dat appellante niet kon worden verweten dat zij geen peiljaarverlegging had aangevraagd voor de toevoeging van 23 april 2010, omdat zij niet op de hoogte was van het standpunt van het college hierover. De Raad heeft het bestreden besluit van het college vernietigd voor zover het de eigen bijdrage voor rechtsbijstand betreft en heeft bepaald dat appellante bijzondere bijstand om niet moet ontvangen voor het bedrag van € 478,-. De Raad heeft ook de proceskosten van appellante in hoger beroep toegewezen aan haar.