ECLI:NL:CRVB:2014:1476
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding bij aanvraag bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. De appellant had op 27 december 2011 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand heeft deze aanvraag op 27 januari 2012 buiten behandeling gesteld, omdat de appellant niet binnen de gestelde termijn de opgevraagde bankafschriften had ingeleverd. Hierop heeft de appellant op 12 maart 2012 bezwaar gemaakt, maar het dagelijks bestuur heeft dit bezwaar op 26 april 2012 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat de rechtbank niet al zijn bezwaren had behandeld en dat hij extra tijd had gekregen om de bankafschriften in te leveren. De Raad heeft echter vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn was verstreken. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was geweest, en dat het dagelijks bestuur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door C. van Viegen, met J.T.P. Pot als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 22 april 2014.