ECLI:NL:CRVB:2014:153
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Boete wegens schending van de inlichtingenplicht in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De appellant, die in aanmerking was gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), had een boete van € 680,- opgelegd gekregen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) wegens schending van de inlichtingenplicht. De appellant had zijn werkzaamheden in de periode van 28 november 2011 tot en met 11 maart 2012 niet gemeld, terwijl hij in die periode loon ontving naast zijn WW-uitkering.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het aan de appellant was om bewijs te leveren van de verzending van het wijzigingsformulier en de brief waarmee hij zijn werkhervattingen wilde doorgeven. De enkele stelling van de appellant dat hij deze documenten had afgegeven aan een persoon die postzegels opplakte, werd als onvoldoende bewijs beschouwd. De Raad stelde vast dat de appellant niet aan zijn inlichtingenplicht had voldaan, en dat het Uwv terecht een boete had opgelegd.
De Raad benadrukte dat de boete evenredig was aan de ernst van de overtreding en de persoonlijke omstandigheden van de appellant. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.