ECLI:NL:CRVB:2014:1585

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2014
Publicatiedatum
8 mei 2014
Zaaknummer
13-2786 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar in het kader van de Wet burger-oorlogsslachtoffers

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2014 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant, geboren in 1927, is erkend als burger-oorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit en ontving in 2011 een vergoeding voor huishoudelijke hulp. In november 2012 verzocht hij om uitbreiding van deze hulp van twee naar vier dagdelen per week, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen in een besluit van 11 februari 2013. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar diende dit bezwaar pas op 4 april 2013 in, wat de wettelijke termijn overschreed. Hij gaf als reden voor de termijnoverschrijding aan dat hij door het rouwproces na het overlijden van zijn echtgenote op 25 januari 2013 het indienen van het bezwaarschrift had uitgesteld.

De Raad oordeelde dat de door appellant opgegeven reden voor de termijnoverschrijding niet aanvaardbaar was volgens artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ondanks de ingrijpende omstandigheden, was niet gebleken dat appellant niet in staat was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen. De Raad concludeerde dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van griffier B. Rikhof, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

13/2786 WUBO
Datum uitspraak: 8 mei 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 23 april 2013, kenmerk BZ01598174 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de
Wet burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2014. Daar is appellant, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1927, is op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Aan hem is in 2011 een vergoeding toegekend voor twee dagdelen huishoudelijke hulp per week.
1.2.
Bij vervolgaanvraag van november 2012 heeft appellant verzocht om uitbreiding van de huishoudelijk hulp van twee naar vier dagdelen per week.
1.3.
Bij besluit van 11 februari 2013 heeft verweerder dat verzoek afgewezen. Hiertegen heeft appellant bezwaar gemaakt bij e-mailbericht van 4 april 2013. Daarmee is de wettelijke termijn om bezwaar te maken overschreden. Als reden voor deze termijnoverschrijding heeft appellant aangegeven dat hij door het rouwproces, waarin hij na het overlijden van zijn echtgenote op 25 januari 2013 verkeerde, het indienen van een bezwaarschrift steeds heeft uitgesteld. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe is overwogen dat appellant geen verontschuldigbare reden voor de termijnoverschrijding heeft opgegeven.
2.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Vaststaat dat de termijn voor het maken van bezwaar is overschreden. Om deze reden dient de niet-ontvankelijkheid te worden uitgesproken tenzij blijkt van een aanvaardbare reden voor verschoonbaarheid als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Evenals verweerder is de Raad van oordeel dat de door appellant opgegeven oorzaak van de termijnoverschrijding niet een aanvaardbare reden is voor verschoonbaarheid als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Hoe ingrijpend en invoelbaar de door appellant genoemde omstandigheden ook zijn, niet is gebleken dat hij buiten staat was om - zo nodig met behulp van een ander - zorg te dragen voor tijdige indiening van een bezwaarschrift. Verweerder heeft het bezwaar dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.2.
Gezien het voorgaande moet het beroep ongegrond worden verklaard.
3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2014.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) B. Rikhof

HD