ECLI:NL:CRVB:2014:1588
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A. Beuker-Tilstra
- B. Rikhof
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo)
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1937 in het voormalige Nederlands-Indië, beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarin zijn aanvraag om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat niet was aangetoond dat appellant was getroffen door oorlogsgeweld. Appellant had in 2001 een aanvraag ingediend, die in 2002 werd afgewezen. In 2011 verzocht hij om herziening van deze afwijzing, onderbouwd met verklaringen van zijn zusters over zijn ervaringen tijdens de Bersiap-periode. De Pensioen- en Uitkeringsraad wees dit verzoek af, omdat de nieuwe verklaringen niet voldoende waren om het eerdere besluit te herzien.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de Raad slechts met terughoudendheid kan toetsen of er nieuwe feiten zijn die aanleiding geven tot herziening. Appellant stelde dat hij tijdens de Bersiap-periode hevige beschietingen en gevechten heeft meegemaakt, maar de Raad concludeerde dat er geen bevestiging was van zijn directe betrokkenheid bij deze gebeurtenissen. De Raad oordeelde dat, hoewel appellant onder zeer bedreigende omstandigheden heeft geleefd, de Wubo specifieke eisen stelt aan de oorlogservaringen die in aanmerking komen voor toekenning.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond, met de overweging dat de medische klachten van appellant als gevolg van zijn oorlogservaringen niet in de beoordeling konden worden meegenomen, omdat niet voldaan was aan de wettelijke eisen van de Wubo. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.