Uitspraak
.Appellante is - met voorafgaand bericht - niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft de weigering van een Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) uitkering aan een ex-werkneemster die als machine-operator werkzaam was. De ex-werkneemster was sinds 2 februari 2009 arbeidsongeschikt door gewrichtsklachten en had een aanvraag ingediend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De verzekeringsarts concludeerde dat er geen sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, en dat er een kans op verbetering van de gezondheidssituatie bestond. Dit oordeel werd ondersteund door de informatie van de behandelend artsen, die aangaven dat de ex-werkneemster een behandeltraject volgde en dat de reumatoïde artritis goed te behandelen was.
Appellante was het niet eens met deze conclusie en stelde dat de ex-werkneemster recht had op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering, omdat de kans op herstel gering zou zijn. De bezwaarverzekeringsarts bevestigde echter de prognose van de verzekeringsarts en oordeelde dat er geen medische redenen waren om aan te nemen dat de ex-werkneemster duurzaam volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de beschikbare medische informatie op een zorgvuldige manier had betrokken in de besluitvorming, maar dat het Uwv de informatie van de reumatoloog had moeten afwachten.
In hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de resultaten van het onderzoek van de verzekeringsartsen, in combinatie met de informatie over de behandelingen van de ex-werkneemster, een toereikende grondslag vormden voor de prognose van mogelijke verbetering. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe informatie was ingebracht die de eerdere conclusies zou kunnen ondermijnen. De beslissing van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er waren geen termen om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.