ECLI:NL:CRVB:2014:1604

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 mei 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
12-4418 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de eigen bijdrage voor zorg en hulpmiddelen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de eigen bijdrage die appellant moet betalen voor de zorg en hulpmiddelen die hij ontvangt op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellant had eerder een scootmobiel in bruikleen gekregen van de gemeente, waarvoor hij een eigen bijdrage moest betalen. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gemeente bevoegd was om een eigen bijdrage op te leggen en dat het CAK (Centraal Administratie Kantoor) bevoegd was om deze eigen bijdrage vast te stellen en te innen.

Appellant betwist in hoger beroep de rechtmatigheid van de eigen bijdrage, stellende dat de gemeente geen eigen bijdrage kan opleggen voor een voorziening die in bruikleen is verstrekt. Hij verwijst naar artikel 7A:1777 van het Burgerlijk Wetboek, waarin hij meent dat de gemeente niet tegelijkertijd een eigen bijdrage kan vragen voor een in bruikleen verstrekte scootmobiel. Tijdens de zitting heeft appellant zijn argumenten verder toegelicht, waarbij hij aanvoert dat de gemeente de scootmobiel huurt van een derde partij en daarom niet bevoegd is om een eigen bijdrage te vragen.

De Raad overweegt dat het CAK in beginsel mag uitgaan van de door de gemeente verstrekte gegevens over de verleende zorg. De Raad heeft eerder geoordeeld dat de verantwoordelijkheid van het CAK beperkt is tot het juist overnemen en verwerken van deze gegevens. Aangezien appellant in een andere zaak de bevoegdheid van de gemeente om een eigen bijdrage op te leggen heeft betwist, en de Raad in die zaak heeft geoordeeld dat het hoger beroep geen doel treft, concludeert de Raad dat ook de beroepsgrond van appellant in deze zaak faalt. De Raad bevestigt daarom de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellant af.

Uitspraak

12/4418 WMO
Datum uitspraak: 7 mei 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 28 juni 2012, 11/4264 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D.E. de Hoop hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak 12/4419 WMO, plaatsgevonden op
19 maart 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Hoop. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door N. Benjida. In de zaak 12/4419 WMO wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 11 mei 2006 is aan appellant op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten een vervoersvoorziening toegekend in de vorm van een scootmobiel. In het besluit is vermeld dat de scootmobiel in bruikleen wordt verstrekt en dat de gemeente maandelijks huur betaalt aan de leverancier van de scootmobiel. Appellant heeft een bruikleenovereenkomst gesloten met de leverancier van de scootmobiel.
1.2.
Bij besluit van 18 juli 2011 heeft CAK de maximaal te betalen eigen bijdrage voor zorg, hulpmiddelen of voorzieningen die appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning ontvangt, voor het zorgjaar 2011 vastgesteld op € 187,34 per periode van vier weken. Bij afzonderlijk besluit van 18 juli 2011 heeft CAK op basis van door het college verstrekte gegevens aan appellant een bedrag van € 502,08 gefactureerd over periode 2 tot en met periode 5 van 2011.
1.3.
Bij besluit van 5 december 2011 (bestreden besluit) heeft CAK het tegen deze besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, samengevat, overwogen dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maarssen, thans Stichtse Vecht (college), bevoegd was een eigen bijdrage aan appellant op te leggen en dat CAK daarom bevoegd was om de eigen bijdrage vast te stellen en te innen.
3.
Appellant heeft in hoger beroep, samengevat, aangevoerd dat het college bij de verstrekking van een voorziening in bruikleen geen eigen bijdrage kan opleggen omdat dit in strijd is met artikel 7A:1777 van het Burgerlijk Wetboek. Ter zitting van de Raad heeft appellant zijn beroep als volgt aangevuld. Omdat het college de scootmobiel op grond van een huurovereenkomst huurt van een derde, geeft het college de scootmobiel in bruikleen en kan het college niet tevens een eigen bijdrage opleggen. Het vaststellen van een eigen bijdrage door CAK is hierdoor onrechtmatig.
4.
De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen (zie zijn uitspraak van 17 november 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO6880) volgt uit het wettelijke systeem dat CAK in het kader van de primaire besluitvorming in beginsel mag uitgaan van de door de gemeente verstrekte gegevens over de verleende zorg. De verantwoordelijkheid van CAK is in dat stadium in zoverre beperkt tot het juist overnemen en verwerken van de verstrekte gegevens.
4.2.
Appellant heeft in de zaak 12/4419 WMO de bevoegdheid van het college tot het opleggen van een eigen bijdrage betwist. De Raad heeft in dat geding heden uitgesproken dat het hoger beroep geen doel treft. Dit betekent dat de beroepsgrond dat de vaststelling van de eigen bijdrage door CAK onrechtmatig is, eveneens faalt. Nu appellant geen andere beroepsgronden tegen de vaststelling en berekening van de eigen bijdrage heeft aangevoerd, slaagt ook dit hoger beroep niet. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel als voorzitter en G. van Zeben-de Vries en
D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2014.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) M.P. Ketting

RH