ECLI:NL:CRVB:2014:1651
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstandsverlening met terugwerkende kracht wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. Appellante had tot 3 januari 2011 een uitkering ontvangen op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen, maar deze was beëindigd omdat zij beschikte over vermogen boven de geldende grens. Op 1 oktober 2011 heeft appellante bij het college van burgemeester en wethouders van De Marne een aanvraag ingediend voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB), met verzoek om toekenning met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2011. Het college heeft echter bij besluit van 1 november 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 5 april 2012, de bijstandsverlening met terugwerkende kracht geweigerd, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.
De rechtbank Groningen heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het college haar niet op de hoogte heeft gesteld van de datum waarop zij weer recht op bijstand zou kunnen maken na intering van haar vermogen. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen rechtsregel bestaat die het bijstandsverlenend orgaan verplicht om deze informatie te verstrekken. Bovendien heeft de Raad vastgesteld dat appellante voldoende geïnformeerd was over haar rechten, onder andere door middel van een brochure en informatie op de website van de gemeente.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan.