ECLI:NL:CRVB:2014:1701
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bijstandsuitkering wegens overschrijding van de toegestane verblijfsduur buiten Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de beëindiging van de bijstandsuitkering van appellant en zijn echtgenote, die langer dan de toegestane vier weken buiten Nederland verbleven. Appellant had op 26 juni 2012 een vakantieformulier ingediend, waarin hij aangaf van 9 juli tot en met 19 augustus 2012 op vakantie te gaan. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg beëindigde de bijstand per 7 augustus 2012, omdat de appellanten de maximale verblijfsduur overschreden. Appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van de gevolgen van deze overschrijding en deed een beroep op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, met uitzondering van een deel dat niet-ontvankelijk werd verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelde dat appellant redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de consequenties van het overschrijden van de termijn van vier weken. De Raad stelde vast dat er geen ondubbelzinnige toezeggingen waren gedaan door de gemeente Tilburg die appellant de verwachting gaven dat zijn bijstand niet beëindigd zou worden. De wijziging in het beleid van het college was voldoende gecommuniceerd via het vakantieformulier, en appellant had de mogelijkheid om nadere informatie te vragen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A.B.J. van der Ham, met A.C. Oomkens als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 20 mei 2014.