ECLI:NL:CRVB:2014:172

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
12-5317 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
  • P.J.M. Crombach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijzondere bijstand voor reiskosten in het kader van bezoek aan uithuisgeplaatste kinderen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Middelburg. Appellante had bijzondere bijstand aangevraagd voor reiskosten die zij had gemaakt voor het bezoeken van haar uithuisgeplaatste kinderen en voor ziekenhuisbezoeken. De aanvraag was gedeeltelijk toegewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, maar de reiskosten voor contactavonden op school van haar thuiswonende kinderen werden afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.

Appellante stelde in hoger beroep dat de beperking van de terugwerkende kracht tot één jaar niet redelijk was en dat niet alle kosten voor ziekenhuisbezoek en gerechtelijke procedures waren vergoed. De Raad overwoog dat volgens de Wet werk en bijstand (WWB) bijstand wordt verleend aan Nederlanders die in financiële nood verkeren. De Raad bevestigde dat er in beginsel geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor kosten die zijn opgekomen voor de datum van de aanvraag, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Raad oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de bijstand te beperken tot de reiskosten die vanaf de aanvraagdatum waren gemaakt. De kosten voor contactavonden op school werden niet als bijzondere omstandigheden aangemerkt, aangezien deze kosten voor alle bijstandsgerechtigden met schoolgaande kinderen gelden en uit het bijstandsinkomen moeten worden voldaan. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

12/5317 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van
21 augustus 2012, 12/2389 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.C.W.G.M. Janssens, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2013. Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door L.A.A. Mous.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 18 november 2010 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor eerder gemaakte reiskosten. Deze kosten zien op kosten van vervoer gemaakt in het kader van bezoeken aan een uithuisgeplaatste dochter te Amsterdam en zoon te Lelystad, bezoeken aan ziekenhuizen te Goes en Vlissingen en bezoeken in verband met contactavonden op school van haar twee inwonende kinderen.
1.2.
Bij besluit van 28 april 2011 heeft het college de aanvraag ten aanzien van de reiskosten voor het bezoek aan de uithuisgeplaatste kinderen en aan de ziekenhuizen toegekend. De reiskosten in verband met het bezoek aan de school van haar thuiswonende kinderen is afgewezen op de grond dat die kosten niet behoren tot de bijzondere noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.3.
Bij besluit van 19 oktober 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 28 april 2011 gegrond verklaard voor zover het zich richt tegen het niet vergoeden van alle reiskosten naar de kinderen van appellante in Amsterdam en Lelystad en is daarvoor nog een extra bedrag van € 313,81 toegekend. Voor het overige is het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat de door het college in acht genomen beperking van één jaar terugwerkende kracht niet redelijk is. Voorts stelt appellante zich op het standpunt dat niet alle kosten van ziekenhuisbezoek en kosten voor het bijwonen van zittingen en gerechtelijke procedures zijn voldaan. Tot slot heeft appellante naar voren gebracht dat haar reiskosten voor met name de contactavonden van de scholen van haar kinderen vergoed dienen te worden omdat de keuze van de scholen is afgestemd op de specifieke behoefte van de kinderen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de WWB wordt bijstand verleend aan iedere Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 15 mei 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA6875) vloeit uit artikel 43, eerste lid, van de WWB voort dat in beginsel geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor kosten die zijn opgekomen voor de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
4.3. Appellante is op 31 augustus 2009 verhuisd naar de gemeente Schouwen-Duiveland en heeft op 18 november 2010 een aanvraag om bijzondere bijstand voor diverse reiskosten ingediend. Het college, zo is ter zitting van de Raad gebleken, hanteert bij de toekenning van bijzondere bijstand een vaste gedragslijn die erop neerkomt dat gevraagde reiskosten tot één jaar voor de aanvraag voor vergoeding in aanmerking kunnen worden gebracht. Vaststaat dat het college voor de bij de aanvraag vermelde en in de bezwaarfase aangevulde reiskosten voor het bezoeken van de uithuisgeplaatste kinderen en de reiskosten voor ziekenhuisbezoek van appellante vanaf 18 november 2009 bijzondere bijstand heeft toegekend. Het college heeft zich daartoe in redelijkheid kunnen beperken en appellante is daarmee zeker niet te kort gedaan. De Raad neemt daarbij nog in aanmerking dat naar vaste rechtspraak uit artikel 11, eerste lid, van de WWB voortvloeit dat in beginsel geen plaats is voor bijstandsverlening in kosten waarin ten tijde van de aanvraag reeds is voorzien.
4.4.
Voorts wordt onderschreven het oordeel van de rechtbank dat de reiskosten die zien op het bezoek aan contactavonden op de school van haar thuiswonende kinderen niet als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB zijn aan te merken. Iedere bijstandsgerechtigde met schoolgaande kinderen en een school op enige afstand van het woonadres ziet zich immers gesteld voor deze kosten, die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau, met inbegrip van zogenoemde kindregelingen waaronder kinderbijslag, dienen te worden voldaan.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 januari2014.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) P.J.M. Crombach
HD