ECLI:NL:CRVB:2014:1753

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 mei 2014
Publicatiedatum
21 mei 2014
Zaaknummer
13-1068 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand wegens niet ingeleverde gegevens en psychische klachten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 15 augustus 2008 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen had de bijstand van appellante op 21 juli 2011 met 100% verlaagd omdat zij niet had meegewerkt aan een re-integratietraject. Appellante werd uitgenodigd voor een gesprek en moest een heronderzoeksformulier invullen, maar verscheen niet op de afspraak en leverde de gevraagde gegevens niet in.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante op 18 augustus 2011 wel op een gesprek verscheen, maar wederom de gevraagde gegevens niet overhandigde. Het college heeft daarop de bijstand per 12 augustus 2011 ingetrokken. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar psychische klachten haar verhinderden om de gegevens te verstrekken. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar klachten haar belemmerden in het voldoen aan de verzoeken van het college. De Raad concludeerde dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken, omdat appellante niet de benodigde gegevens heeft ingeleverd en dat er geen reden was om aan te nemen dat zij hiervan geen verwijt kon worden gemaakt.

De uitspraak van de rechtbank Maastricht werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De beslissing werd openbaar gemaakt op 20 mei 2014.

Uitspraak

13/1068 WWB
Datum uitspraak: 20 mei 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 15 januari 2013, 12/737 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.J.H.S. Thomassen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2014. Voor appellante is verschenen mr. Thomassen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Y.J.P. Pozun.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontving vanaf 15 augustus 2008 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Bij besluit van 21 juli 2011 heeft het college de bijstand van appellante vanaf 1 augustus 2011 gedurende een maand met 100% verlaagd op de grond dat zij niet heeft meegewerkt aan een traject gericht op arbeidsinschakeling via Respective. Bij brief van 4 augustus 2011 heeft het college appellante uitgenodigd voor een gesprek op 12 augustus 2011 bij de Afdeling Werk en Inkomen in verband met een hoor- en wederhoorgesprek inzake haar re-integratie naar de arbeidsmarkt en een incidenteel heronderzoek. Hierbij heeft het college appellante verzocht het bij deze brief gevoegde heronderzoeksformulier en de daarin gevraagde gegevens mee te nemen. Tevens heeft het college daarin te kennen gegeven dat de gevraagde gegevens noodzakelijk zijn om het recht op bijstand vast te kunnen stellen. Appellante is zonder tegenbericht niet op deze afspraak verschenen.
1.3.
Bij besluit van 12 augustus 2011 heeft het college het recht op bijstand van appellante met ingang van 12 augustus 2011 met toepassing van artikel 54, eerste lid, van de WWB opgeschort op de grond dat appellante zonder afmelding die dag niet op het gesprek is verschenen en de gevraagde gegevens niet heeft ingeleverd. Het college heeft appellante daarbij tevens uitgenodigd voor een gesprek op 18 augustus 2011 en te kennen gegeven dat haar daarbij een laatste mogelijkheid wordt geboden om het volledig ingevulde heronderzoeksformulier en de daarin gevraagde stukken over te leggen.
1.4.
Bij besluit van 24 augustus 2011 heeft het college, voor zover van belang, de bijstand van appellante met ingang van 12 augustus 2011 met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB ingetrokken op de grond dat appellante weliswaar op 18 augustus 2011 is verschenen, maar het gevraagde heronderzoeksformulier en de daarin gevraagde nadere stukken niet heeft ingeleverd.
1.5.
Bij besluit van 17 februari 2012 heeft het college het bezwaar tegen het besluit van
24 augustus 2011 ongegrond verklaard, voor zover dit de intrekking van de bijstand met ingang van 12 augustus 2011 betreft.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep, onder verwijzing naar hetgeen in bezwaar en beroep is aangevoerd, tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens appellante is de bijstand ten onrechte ingetrokken. Gelet op haar psychiatrische problemen, zoals omschreven in de door haar overgelegde brief van 9 augustus 2011 van psychiater dr. T. Habib, was zij van mening dat zij het heronderzoeksformulier niet hoefde in te vullen. Daarnaast heeft zij de gevolgen van het niet invullen hiervan niet kunnen overzien.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft tegen de opschorting van het recht op bijstand geen rechtsmiddel aangewend, zodat uitsluitend ter beoordeling voorligt of de intrekking van de bijstand ingaande 12 augustus 2012 op grond van artikel 54, vierde lid, van de WWB in rechte stand kan houden.
4.2.
Bij de beantwoording van de vraag of het bijstandverlenend orgaan op grond van
artikel 54, vierde lid, van de WWB bevoegd is tot intrekking van de aan een betrokkene verleende bijstand, staat ter beoordeling of de betrokkene verzuimd heeft binnen de daartoe gestelde termijn de bij het opschortingsbesluit gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken te verstrekken. Indien dat het geval is, dient vervolgens te worden nagegaan of de betrokkene hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan ontbreken indien het gaat om gegevens of gevorderde bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens waarover de betrokkene niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs heeft kunnen beschikken.
4.3.
Vaststaat dat appellante wel voor het gesprek op 18 augustus 2011 is verschenen maar daarbij niet de gevraagde gegevens heeft overgelegd. Deze gegevens zijn van belang voor het vaststellen van het recht op bijstand. Niet gebleken is dat appellante hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar psychische klachten haar verhinderden om deze gegevens te verstrekken dan wel nader uitstel te verzoeken. Uit de door appellante overgelegde brief van psychiater Habib kan dit niet worden afgeleid. Dat appellante in de veronderstelling verkeerde dat zij de gevraagde gegevens niet hoefde over te leggen omdat zij meende dat zij geen werkzaamheden kon verrichten, doet hieraan niet af. Het college heeft in de brieven van 4 augustus 2012 en van 12 augustus 2012 duidelijk te kennen gegeven dat appellante het bij deze brieven gevoegde heronderzoeksformulier met de daarin genoemde nadere stukken diende over te leggen. In de laatstgenoemde brief heeft het college appellante bovendien gewaarschuwd dat haar uitkering wordt ingetrokken als zij de gevraagde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig inlevert. Hieruit volgt dat aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB is voldaan. Er is geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
4.4.
Uit 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van M. Sahin als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2014.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) M. Sahin

HD