ECLI:NL:CRVB:2014:1762
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het recht op een ZW-uitkering na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Breda. De appellant, die eerder een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), had zich opnieuw ziek gemeld en ontving een Ziektewet (ZW) uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde echter de ZW-uitkering op basis van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek, waaruit bleek dat er geen medisch objectiveerbare oorzaken waren voor de door appellant geclaimde klachten. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden van beroep op juiste wijze had besproken en dat de beschikbare gegevens voldoende informatie boden over de gezondheidstoestand van appellant op de relevante datum. Appellant had betoogd dat het medische onderzoek van het Uwv niet zorgvuldig was, vooral na een overval in 2010, maar de Raad vond dat er geen bewijs was dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld. De Raad concludeerde dat appellant geen nadere medische informatie had ingediend die zijn claims kon onderbouwen, en dat het Uwv de klachten van appellant serieus had genomen.
De uitspraak bevestigde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en de Centrale Raad van Beroep handhaafde de beslissing van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van griffier D. Heeremans, en werd openbaar uitgesproken op 21 mei 2014.