ECLI:NL:CRVB:2014:178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitkering op grond van de Wet WIA wegens niet volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een werkneemster die een uitkering op grond van de Wet WIA had aangevraagd. De aanvraag was eerder door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat de werkneemster niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt werd geacht. De werkneemster, die lijdt aan een ernstige luchtwegobstructie, was sinds januari 2010 uitgevallen door benauwdheidsklachten en had in 2011 een aanvraag ingediend voor een verkorte wachttijd voor de WIA-uitkering. Het Uwv had de aanvraag afgewezen, wat leidde tot bezwaar en uiteindelijk tot een rechtszaak. De rechtbank Den Bosch had de afwijzing van het Uwv bevestigd, waarop de werkneemster in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 22 november 2013 werd de werkneemster vertegenwoordigd door haar advocaat en een arts-gemachtigde. De rechtbank had overwogen dat de werkneemster, ondanks haar aandoening, de mogelijkheid had om te stoppen met roken en dat dit mogelijk een positieve invloed op haar gezondheid zou kunnen hebben. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat er geen objectieve onmogelijkheid was om te stoppen met roken en dat de werkneemster niet als duurzaam arbeidsongeschikt kon worden beschouwd. De Raad oordeelde dat de beoordeling van het Uwv correct was en dat er geen grond was om aan te nemen dat de werkneemster geen kans op herstel had.
De uitspraak benadrukt het belang van de medische beoordeling in het kader van de WIA en de voorwaarden voor het verkrijgen van een verkorte wachttijd. De Raad concludeerde dat de werkneemster niet voldeed aan de criteria voor volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, en bevestigde de beslissing van de rechtbank en het Uwv.