ECLI:NL:CRVB:2014:1784
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting en gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een schending van de inlichtingenverplichting door appellant. Appellant ontving sinds 27 juli 2009 bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar er ontstonden twijfels over zijn woon- en leefsituatie toen er een andere persoon, mevrouw S. [naam], op hetzelfde adres werd ingeschreven. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle heeft na een onderzoek, dat resulteerde in een rapport van 16 maart 2012, besloten om de bijstand van appellant met ingang van 1 april 2011 in te trekken en de kosten van bijstand over de periode van 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 terug te vorderen. Dit besluit werd gedeeltelijk herroepen, maar het college handhaafde het standpunt dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de gezamenlijke huishouding met mevrouw S. [naam].
De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat appellant in de periode van 1 april 2011 tot en met 16 maart 2012 een gezamenlijke huishouding voerde met mevrouw S. [naam]. Appellant betwistte de schending van de inlichtingenverplichting en stelde dat de gemeente op de hoogte was van zijn situatie. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door de gezamenlijke huishouding niet te melden. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen, en dat er geen dringende redenen waren om van deze bevoegdheid af te zien. De uitspraak werd gedaan op 20 mei 2014.