Uitspraak
15 februari 2013, 12/3632 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege vermeende schending van de inlichtingenverplichting door betrokkene. Betrokkene en zijn echtgenote ontvingen vanaf 18 juli 2011 bijstand naar de norm voor gehuwden. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had kennis van het feit dat betrokkene in het verleden regelmatig in casino's had gespeeld en heeft daarom een onderzoek ingesteld naar mogelijke inkomsten uit kansspelen. Dit leidde tot het opvragen van bankafschriften, waaruit diverse kasstortingen bleken.
Op 7 februari 2012 heeft het college besloten de bijstand over de periode van 18 juli 2011 tot en met 30 november 2011 te herzien en de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant heeft in een eerdere uitspraak het beroep van betrokkene deels gegrond verklaard, maar het college heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat betrokkene de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen opgave te doen van zijn inkomsten uit kansspelen. De Raad oordeelt dat de kasstortingen als inkomen moeten worden aangemerkt en dat het college bevoegd was om de bijstand te herzien. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat de opgelegde maatregel niet op de juiste verordening was gebaseerd. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de maatregel en verklaart het beroep van betrokkene ongegrond.