ECLI:NL:CRVB:2014:1898
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- P.W.J. Hospel
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuurlijke en rechterlijke fase
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in zowel de bestuurlijke als de rechterlijke fase. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. van Berkel, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling van 27 juli 2011. De Raad had eerder op 16 januari 2014 al een uitspraak gedaan, waarbij het onderzoek werd heropend in verband met mogelijke overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM).
De Raad constateerde dat de behandeling van het bezwaar meer dan vier jaar had geduurd, wat aanzienlijk langer is dan de in beginsel geldende termijn van tweeënhalf jaar voor procedures in twee instanties. De Staat der Nederlanden erkende dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase met meer dan vier maanden was overschreden en stelde een schadevergoeding van € 500,- voor. De Commissie erkende ook een overschrijding, maar vond dat er twee maanden en veertien dagen in mindering moesten worden gebracht vanwege een opschorting van de beslistermijn.
Verzoekster was het niet eens met deze vermindering en verwees naar eerdere rechtspraak. De Raad oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in de bestuurlijke fase niet te wijten was aan de proceshouding van verzoekster. Uiteindelijk werd besloten dat verzoekster recht had op een totale schadevergoeding van € 2000,-, waarvan € 1500,- door de Commissie en € 500,- door de Staat moest worden betaald. Daarnaast werden de proceskosten van verzoekster, begroot op € 487,-, ook toegewezen aan de Staat en de Commissie, die elk voor de helft moesten betalen.