ECLI:NL:CRVB:2014:1935
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- D.S. de Vries
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de invordering van eigen bijdrage AWBZ door CAK
In deze zaak gaat het om de invordering van de eigen bijdrage voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). De appellanten, de erven van [betrokkene], hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin het beroep tegen het besluit van CAK ongegrond werd verklaard. CAK had besloten om een deel van de eigen bijdrage kwijt te schelden, maar de appellanten zijn van mening dat de invordering onterecht is. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat CAK op basis van een belangenafweging heeft geconcludeerd dat het onbillijk en onevenredig zwaar zou zijn om de volledige eigen bijdrage te vorderen. De kwijtschelding is gebaseerd op interne richtlijnen van CAK, die consistent zijn toegepast. De Raad overweegt dat de appellanten, ondanks hun keuze om van beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap af te zien, op de hoogte waren van de invordering en dat zij rekening hadden moeten houden met de mogelijkheid van herziening van de eigen bijdrage. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.