ECLI:NL:CRVB:2014:1941

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
12-4335 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor taalanalyse ten behoeve van gezinsleden

In deze zaak heeft appellant, afkomstig uit Somalië, bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een taalanalyse ten behoeve van zijn partner, broer en zus. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) had eerder de aanvragen van zijn familieleden voor een verblijfsvergunning asiel afgewezen, omdat zij onvoldoende bewijs van identiteit en herkomst hadden geleverd. Appellant verzocht om bijzondere bijstand in de vorm van een lening, maar het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas heeft deze aanvraag afgewezen. Het college stelde dat de kosten niet als noodzakelijke kosten van het bestaan van appellant konden worden aangemerkt, aangezien deze kosten betrekking hadden op zijn familieleden en niet op hemzelf.

De rechtbank Roermond verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat de kosten voor de taalanalyse, gezien de bijzondere omstandigheden, als noodzakelijke kosten moesten worden beschouwd. Hij stelde ook dat het niet verlenen van bijstand in strijd was met het recht op gezinsleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de kosten voor de taalanalyse niet voor bijstandsverlening aan appellant in aanmerking komen, omdat deze kosten aan zijn familieleden moeten worden toegerekend. Het beroep op artikel 8 van het EVRM werd afgewezen, omdat het recht op gezinsleven niet zo ver strekt dat bijzondere bijstand voor de kosten van een taalanalyse aan niet-rechthebbenden moet worden verstrekt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/4335 WWB
Datum uitspraak: 10 juni 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
26 juni 2012, 12/242 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P. Kramer-Ograjensek, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Kramer-Ograjensek. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F. van de Vlekkert en S.R. Schipperheijn.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Aan appellant, afkomstig uit Somalië, heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd verleend. De aanvragen van zijn partner, broer en zus voor een verblijfsvergunning asiel zijn afgewezen, omdat zij volgens de IND de door hen gestelde identiteit en herkomst onvoldoende hebben aangetoond.
1.2.
Appellant heeft op 16 augustus 2011 bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd in de vorm van een lening, voor de kosten van het verrichten van een taalanalyse ten behoeve van een gezinshereniging met zijn partner, broer en zus.
1.3.
Bij besluit van 4 oktober 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 10 januari 2012 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan van appellant. De kosten houden verband met een door de partner van appellant, en zijn broer en zus gevoerde procedure in het kader van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning. Deze kosten hebben geen betrekking op de aanvrager en komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft, samengevat, aangevoerd dat de kosten voor het verrichten van een taalanalyse voor zijn familieleden, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval zijn aan te merken als noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35 van de WWB. Hij kan de kosten niet van zijn bijstand betalen en heeft daarvoor ook niet kunnen reserveren. Appellant heeft voorts aangevoerd dat het niet verlenen van bijzondere bijstand voor de kosten van een taalanalyse in strijd is met het in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op gezinsleven. De taalanalyse moet gemaakt worden opdat appellant met zijn partner en de andere familieleden in Nederland weer een gezin en familie kan vormen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij
artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
Vaststaat dat appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor kosten die betrekking hebben op het verrichten van een taalanalyse ten behoeve van zijn partner, broer en zus. De kosten hebben derhalve geen betrekking op appellant zelf maar op zijn familieleden en moeten aan hen worden toegerekend. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van
2 augustus 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BR4667) kunnen deze kosten dan ook niet voor bijstandsverlening aan appellant in aanmerking komen. Dit betekent dat de stelling van appellant dat het hier gaat om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten verder geen bespreking behoeft.
4.3.
Het beroep van appellant op artikel 8 van het EVRM faalt. Het in dit artikel neergelegde recht op gezinsleven strekt niet zover dat ten behoeve van zijn partner, en zijn broer en zus, die voor de toepassing van de WWB allen als niet-rechthebbenden gelden, bijzondere bijstand voor de kosten verbonden aan een taalanalyse dient te worden verstrekt. Het college heeft de aanvraag om bijzondere bijstand dan ook terecht afgewezen.
4.4.
Uit wat in 4.2 en 4.3 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2014.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) O.P.L. Hovens

HD