ECLI:NL:CRVB:2014:1953

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juni 2014
Publicatiedatum
12 juni 2014
Zaaknummer
13-6951 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake oorlogsomstandigheden en WUBO

In deze zaak heeft verzoekster op 4 september 2013 een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Raad van 22 september 2011, waarin werd geoordeeld dat de door verzoekster aangevoerde oorlogsomstandigheden niet als gebeurtenissen in de zin van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers (WUBO) konden worden aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 juni 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening, waarbij werd vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven tot herziening, zoals vereist onder artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzoekster had verschillende documenten ingediend, waaronder verklaringen en wetenschappelijke artikelen, maar deze waren al bekend ten tijde van de eerdere uitspraak en voldeden niet aan de criteria voor herziening. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar enkel voor nieuwe feiten of omstandigheden die niet eerder bekend waren. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om herziening afgewezen en er was geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van griffier A.C. Oomkes, en werd openbaar uitgesproken op 12 juni 2014.

Uitspraak

13/6951 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[Verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster,
om herziening van de uitspraak van de Raad van 22 september 2011, nummer 10/2270 WUBO.
Datum uitspraak: 12 juni 2014
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft bij brief van 4 september 2013 (met bijlagen) om herziening verzocht van bovenvermelde uitspraak, naar welke uitspraak hierbij wordt verwezen. Hierna heeft zij nog nadere stukken ingediend.
Namens de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, thans de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR), in genoemde uitspraak aangeduid als verweerster, is bij brief van
27 januari 2014 bericht dat de door verzoekster bij haar verzoek overgelegde verklaring geen aanleiding kan geven tot herziening, omdat die verklaring al bekend was vóór die uitspraak.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 1 mei 2014. Daar is verzoekster verschenen en heeft de PUR zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.

OVERWEGINGEN

1.1. Op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn; en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.
1.2. Naar vaste rechtspraak is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie te voeren over de betrokken zaak en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
1.3. Bij de uitspraak van 22 september 2011 heeft de Raad geoordeeld dat de PUR terecht het standpunt heeft ingenomen dat de door verzoekster naar voren gebrachte oorlogsomstandigheden niet als gebeurtenissen in de zin van artikel 2 van de Wubo kunnen worden aangemerkt.
1.4. Bij het onderhavige verzoek heeft verzoekster ingebracht:
- een verklaring van drs. A. Altena van 27 juli 2011;
- een brief van het NIOD van 19 augustus 2010;
- een verklaring van [naam S.] van 31 januari 2013 en
- stukken met betrekking tot de bij besluit van de Commissie Algemene
oorlogsongevallenregeling van 9 juli 2012 met ingang van 1 februari 2010 aan verzoekster
toegekende invaliditeitsuitkering en voorziening voor huishoudelijke hulp op grond van de
Algemene oorlogsongevallenregeling (AOR). Verder heeft appellante nog de artikelen “Trauma exposure in pre-school children in a war zone” en “Symtoms of PTSD among Children Living in War Zones in Same Cultural Context and Different Situations” overgelegd.
1.5. De verklaring van drs. Altena en de brief van het NIOD dateren van vóór de uitspraak en zijn toen ook ingebracht in de procedure, zodat deze bij de Raad bekend waren ten tijde van de uitspraak. Deze stukken bevatten dus geen feiten en/of omstandigheden als bedoeld
onder 1.1.
1.6. De overige door verzoekster overgelegde stukken voldoen evenmin aan de vereisten van artikel 8:119 van de Awb. De verklaring van Jongbloed-Daerden houdt in dat de zus van verzoekster, Leonie König-van Katwijk, kan getuigen over bepaalde incidenten in Semarang. Dit gegeven was al bekend ten tijde van de uitspraak. De gegevens uit het dossier van deze zus zijn in de eerdere procedure uitgebreid meegewogen. Ook uit de stukken met betrekking tot de AOR en de overgelegde wetenschappelijke artikelen zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gekomen die een nieuw licht werpen op het oordeel van de Raad dat de oorlogservaringen van verzoekster niet zijn aan te merken als calamiteiten in de zin van de Wubo. Zoals ook in de uitspraak waarvan herziening is verzocht is vermeld, biedt die wet geen ruimte om algemene oorlogsomstandigheden, hoe dreigend en beangstigend ook, als gebeurtenissen in de zin van artikel 2 van die wet aan te merken.
2.
Het verzoek om herziening wordt dus afgewezen.
3.
Er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkes als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2014.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) A.C. Oomkens

HD