ECLI:NL:CRVB:2014:2001

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juni 2014
Publicatiedatum
13 juni 2014
Zaaknummer
12-2604 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juni 2014 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 27 februari 2012. De verzoeker, woonachtig in Marokko, had verzocht om herziening van de uitspraak die betrekking had op zijn recht op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Raad had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het hogerberoepschrift van de verzoeker niet-tijdig was ingediend en dat er geen bewijs was dat de verzoeker de uitspraak van de rechtbank Amsterdam later had ontvangen of dat hij om medische redenen niet in staat was geweest om eerder te reageren.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat op grond van artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien op verzoek van een partij, maar alleen op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De verzoeker heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden kunnen aanvoeren die aan deze voorwaarden voldoen.

De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. Aangezien de verzoeker geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid heeft gepresenteerd, werd het verzoek om herziening afgewezen. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier M.P. Ketting, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

12/2604 WAO
Datum uitspraak: 13 juni 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 februari 2012, 11/1097.
Partijen:
[Verzoeker] te [plaatsnaam], Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 februari 2012.
Het Uwv heeft een reactie op dit verzoek om herziening ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2014. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.
Bij zijn uitspraak van 27 februari 2012 heeft de Raad, oordelend op het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 december 2010, 10/2027, het tegen de uitspraak van de Raad van 29 juli 2011, 11/1097, gedane verzet ongegrond verklaard. De Raad heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het hogerberoepschrift van verzoeker niet-tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest. Tevens is geoordeeld dat verzoeker in verzet geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij de uitspraak van de rechtbank Amsterdam later heeft ontvangen of dat hij om medische redenen niet in staat is geweest om eerder te reageren.
3.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat hij een nieuwe beoordeling wenst over zijn recht op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
4.
Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van
3 oktober 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AN7982) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, naar voren heeft gebracht.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2014.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) M.P. Ketting

IJ