ECLI:NL:CRVB:2014:2068
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant had zich per 28 november 2011 ziek gemeld vanwege rugklachten, later verergerd door huidklachten. Het Uwv oordeelde dat appellant per 9 januari 2012 geschikt was voor arbeid en dat hij geen recht meer had op ziekengeld. Na bezwaar werd dit besluit aangepast, en werd vastgesteld dat appellant vanaf 10 februari 2012 geen recht meer had op ziekengeld.
De rechtbank oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de geschiktheid van appellant voor arbeid. Appellant herhaalde in hoger beroep zijn standpunt dat hij tussen 10 februari 2012 en 16 april 2012 niet belastbaar was voor arbeid, maar de Raad oordeelde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat appellant geen nieuwe medische informatie had overgelegd die zijn standpunt onderbouwde.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 18 juni 2014.