ECLI:NL:CRVB:2014:2083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaarschrift inzake herziening bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het bezwaar van appellant tegen de herziening van zijn bijstandsverlening niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 juni 2014 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat zijn bijstandsverlening over een periode van twaalf maanden had herzien en een bedrag van € 13.477,23 terugvorderde. Appellant stelde dat zijn bezwaarschrift te laat was ingediend, maar dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat appellant niet tijdig had gereageerd en zijn begeleider niet adequaat had gehandeld. De Centrale Raad van Beroep bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De Raad benadrukte dat het handelen of nalaten van een persoon aan wie een betrokkene zijn belangen heeft toevertrouwd, voor risico van die betrokkene komt. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was en dat het college geen toezegging had gedaan die appellant gerechtvaardigde verwachtingen had gewekt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.