ECLI:NL:CRVB:2014:2092

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2014
Publicatiedatum
19 juni 2014
Zaaknummer
13-2674 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functieonderhoud binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de afwijzing van een aanvraag tot functieonderhoud door de korpschef van politie werd bestreden. De appellant, werkzaam bij de Dienst Algemene Ondersteuning, had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn uitgangspositie binnen het nieuwe Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De korpschef had de aanvraag tot functieonderhoud afgewezen, omdat de werkzaamheden van de appellant niet wezenlijk afweken van de functietypering Adviseur C. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld en de argumenten van de appellant beoordeeld. De Raad concludeert dat de werkzaamheden van de appellant, hoewel hij zelfstandig projecten leidt en adviseert, binnen de kaders van de functietypering van Adviseur C vallen. De Raad stelt vast dat de taakinventarisatie die door de appellant is ingediend, niet voldoende bewijs levert dat zijn werkzaamheden boven de functietypering uitgaan. De Raad benadrukt dat de beoordeling van de feitelijke werkzaamheden op dat moment centraal staat en dat de persoonlijke capaciteiten van de appellant niet relevant zijn voor de beoordeling van de functietypering.

Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak wordt openbaar gedaan op 19 juni 2014.

Uitspraak

13/2674 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
9 april 2013, 12/1992 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Ingevolge artikel 5 van de Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012, Stb. 2012, 316) is in dit geschil de korpschef in de plaats getreden van de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland, ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de korpsbeheerder verstaan.
Namens appellant heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dammingh. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M. Burghout en mr. H.G.J. Breuer.

OVERWEGINGEN

1.1. In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is een stelsel van ongeveer 100 organieke functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Op basis van matching wordt een vertaalslag gemaakt van de oude naar de nieuwe functies, inclusief de bijbehorende waardering. Dit nieuwe stelsel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Invoering van het LFNP gebeurt in twee stappen. De eerste stap is de vaststelling van de uitgangspositie(s) van de ambtenaar in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. In dit verband word(t)(en) de uitgangspositie(s) omschreven als: de functie(s) en in samenhang daarmee de functiebeschrijving(en) en/of de schriftelijk opgedragen werkzaamheden en/of bijzondere situaties (zoals outplacement) van een ambtenaar op enig moment vanaf 31 december 2009, zoals vastgelegd in een besluit of in besluiten. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie(s) wordt aan alle ambtenaren een voorgenomen besluit uitgangspositie(s) gezonden. Daarin wordt onder meer gewezen op de mogelijkheid om eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in de artikelen 2 en 3 van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp). Toegekend functieonderhoud is van invloed op de uitgangspositie. De tweede stap is de feitelijke matching van de uitgangspositie(s) van de ambtenaar met een functie uit het LFNP.
1.2. Appellant was werkzaam bij de Dienst Algemene Ondersteuning bij de voormalige politieregio[naam regio] Bij brief van 20 april 2011 heeft de korpschef aan appellant het voornemen kenbaar gemaakt om diens uitgangspositie in het kader van het LFNP te bepalen op Adviseur C (schaal 10). Appellant heeft schriftelijke bedenkingen tegen dit voornemen geuit en tevens een aanvraag gedaan tot functieonderhoud.
1.3. Bij besluit van 21 oktober 2011 heeft de korpschef de aanvraag tot functieonderhoud afgewezen. Daaraan heeft de korpschef ten grondslag gelegd dat de taken die appellant verricht, zoals nader geïnventariseerd, niet wezenlijk afwijken van de voor appellant geldende functietypering Adviseur C. Bij besluit van 24 oktober 2011 is vervolgens de uitgangspositie van appellant - voor zover hier van belang - over de periode van 1 januari 2010 tot 31 maart 2011 bepaald op Adviseur C bij de Dienst Algemene ondersteuning. De namens appellant gemaakte bezwaren tegen deze besluiten zijn bij besluit van de korpschef van 3 april 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
In hoger beroep heeft appellant de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Bij het functieonderhoud op grond van artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie, zoals deze bepaling met ingang van 31 december 2009 luidt, gaat het om de vraag of de feitelijk aan appellant opgedragen werkzaamheden gedurende tenminste één jaar wezenlijk afwijken van de organieke functiebeschrijving. De korpschef heeft in de aanvraag tot functieonderhoud van appellant geen aanleiding gevonden om functieonderhoud toe te passen. Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of de taken van appellant als adviseur burgerinteractie, zoals nader uitgewerkt in een taakinventarisatie, passen binnen de functietypering van Adviseur C.
4.2.
Appellant heeft aangevoerd dat zijn werkzaamheden bij het opzetten en implementeren van buurtveiligheidsteams en schoolveiligheidsteams binnen de gemeente [naam gemeente], de wijze waarop hij zelfstandig projecten en innovaties trekt binnen complexe werkvelden en adviseert aan leidinggevenden op dit gebied, passen binnen de beschrijving van adviseur D (schaal 11). Appellant ziet in de taakinventarisatie, die gemaakt is als aanvulling op de functiebeschrijving, een bevestiging van zijn standpunt dat functieonderhoud had moeten plaatsvinden.
4.3.
Het standpunt van appellant dat de nader opgemaakte taakinventarisatie op zich al tot functieonderhoud zou moeten leiden volgt de Raad niet. In de functietypering zijn de werkzaamheden algemeen geformuleerd. De taakinventarisatie, zoals deze hier is opgemaakt, betreft een nadere precisering en concretisering van het takenpakket en het werkterrein van appellant en zegt op zich nog niets over het niveau van die taken. Dat in de taakinventarisatie is vermeld dat de daarin opgesomde werkzaamheden een aanvulling zijn op de functietypering, moet in deze zin worden begrepen. Niet is bedoeld te zeggen dat die werkzaamheden boven de functietypering uitgaan.
4.4.
De Raad volgt appellant evenmin in zijn standpunt dat zijn takenpakket niet past binnen de functietypering van Adviseur C maar meer binnen die van adviseur D. Weliswaar trekt appellant zelfstandig genoemde projecten en overlegt hij in dat kader met gemeente, school, buurt en woningcorporaties, maar het betreft wel projecten binnen vooraf vastgestelde kaders, zoals ook door appellant is bevestigd. Het leiden van projecten is als een van de hoofdbestanddelen opgenomen in de functietypering van de Adviseur C. In die functietypering komt ook in alle hoofdbestanddelen voldoende tot uitdrukking welke rol appellant vervult in de totstandkoming en uitvoering van het beleid op het gebied van burgerparticipatie, veiligheid, leefbaarheid en schoolverzuim.
4.5.
De adviesfunctie van appellant valt evenmin buiten de wijze waarop deze is omschreven in de functietypering van de Adviseur C, met name onder de hoofdbestanddelen Advies en Contacten.
4.6.
Dat appellant, zoals uit de gedingstukken blijkt, (meer dan) goed functioneert en volgens zijn leidinggevenden de capaciteiten heeft voor een functie op het niveau van adviseur D, kan niet tot een ander oordeel leiden. Datzelfde geldt voor de persoonlijke toelage die appellant in dat kader ontvangt. Bij het hier bestreden besluit gaat het om de beoordeling van de feitelijke werkzaamheden zoals deze ten tijde in geding aan appellant zijn opgedragen.
5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
6.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en
G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als leden, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2014.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) B. Rikhof

HD