Uitspraak
OVERWEGINGEN
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vrouw die bijstand aanvroeg op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had niet tijdig alle door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam gevraagde gegevens overgelegd. Het college had de aanvraag op 31 januari 2013 buiten behandeling gesteld, omdat de appellant niet aan de informatieverplichting had voldaan. De appellant had verzocht om uitstel voor het indienen van de benodigde stukken, maar het college had dit verzoek ingewilligd, met de voorwaarde dat de stukken uiterlijk op 18 januari 2013 ingeleverd zouden worden. De appellant voldeed echter niet aan deze voorwaarde, wat leidde tot de beslissing van het college.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat het college geen rekening heeft gehouden met haar persoonlijke omstandigheden, waaronder arbeidsongeschiktheid en een complexe privésituatie. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij redelijkerwijs niet in staat was om de gevraagde informatie tijdig te verstrekken. De Raad heeft de relevante wetgeving, met name artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in overweging genomen en vastgesteld dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en heeft de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.