ECLI:NL:CRVB:2014:2200
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage in de kosten van gehoorapparaten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, die sinds 2003 algemene bijstand ontvangt, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage in de kosten van twee gehoorapparaten. De totale kosten van de gehoorapparaten bedroegen € 4.126,-, waarvan een deel door de ziektekostenverzekeraar was vergoed. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de Zorgverzekeringswet een voorliggende voorziening is en dat er geen zeer dringende redenen waren om de bijstand te verlenen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij zich baseerde op de vastgestelde rechtspraak dat de Zorgverzekeringswet als een toereikende voorziening moet worden beschouwd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er wel degelijk sprake is van zeer dringende redenen, omdat zij op medische gronden afhankelijk is van deze specifieke gehoorapparaten.
De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet heeft aangetoond dat zij zich in een acute noodsituatie bevond. De door haar overgelegde medische verklaringen gaven wel aan dat zij baat had bij de gehoorapparaten, maar niet dat haar situatie levensbedreigend was of tot ernstig letsel zou leiden. De Raad concludeert dat het college op basis van de wet- en regelgeving niet bevoegd was om de bijzondere bijstand te verlenen en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.