In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsverlening aan appellante, die gehuwd was met [K.], en de gevolgen van hun echtscheiding op de bijstandsverlening. Appellante ontving bijstand op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) en na de echtscheiding werd haar bijstand aangepast naar de norm voor alleenstaande ouders. Het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk heeft besloten om een bedrag van € 5.700,39 terug te vorderen van appellante, omdat de bijstand naar de norm voor gehuwden was verleend en er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de bijstandsverlening aan [K.] en dat er dringende redenen zijn om de terugvordering te staken, gezien haar financiële situatie en gezondheidsklachten. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de voorwaarden voor terugvordering zijn vervuld en dat de belangenafweging niet aan de orde is, omdat de bijstand aan appellante en [K.] als een eenheid is verleend. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.