ECLI:NL:CRVB:2014:2286
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering WAO-uitkering en aflossingscapaciteit in relatie tot privégebruik dienstauto
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.L.A.M. van Os, heeft hoger beroep ingesteld tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn WAO-uitkering. De zaak draait om de terugvordering van onverschuldigd betaalde WAO-uitkering en de berekening van de aflossingscapaciteit, waarbij het Uwv een fiscale bijtelling voor het privégebruik van een dienstauto in rekening heeft gebracht.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv bij de berekening van het maatmaninkomen het voordeel uit het privégebruik van de dienstauto terecht buiten beschouwing heeft gelaten. Dit besluit is in lijn met eerdere rechtspraak, waarin is geoordeeld dat een bestelbus niet onder de fiscale bijtellingsregeling valt en dat er onvoldoende bewijs was voor het vermeende voordeel uit dienstbetrekking. De Raad heeft ook de argumenten van de appellant met betrekking tot de aflossingscapaciteit beoordeeld, maar heeft geen aanleiding gezien om de eerdere beslissing van de rechtbank te herzien.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij het beroep van de appellant tegen de bestreden besluiten ongegrond is verklaard, met uitzondering van de vastgestelde aflossingscapaciteit, die gegrond is verklaard. De Raad heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.