Uitspraak
OVERWEGINGEN
18 oktober 2011 waren gevoegd. Ter zitting van de rechtbank heeft appellante bovendien verklaard dat zij niet meer weet of zij op de gebruikte blanco enveloppe iets heeft geschreven ter adressering ervan.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellanten, die sinds 13 mei 2009 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Sociale Dienst van de gemeente Maastricht had appellanten verzocht om bankafschriften over een bepaalde periode in te leveren, maar zij hebben hier niet op gereageerd. Het college heeft daarop de bijstand opgeschort en uiteindelijk ingetrokken. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen deze intrekking gegrond verklaard, maar alleen voor een deel van de periode. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank, waarbij de intrekking van de bijstand in stand is gelaten voor de periode van 12 oktober 2011.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken op basis van artikel 54, vierde lid, van de WWB. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten niet tijdig de gevraagde bankafschriften hebben ingeleverd en dat hen hiervan een verwijt kan worden gemaakt. De Raad heeft ook overwogen dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij de stukken bij het Werkplein hebben ingeleverd, en dat het college hen voldoende had geïnformeerd over de gevolgen van het niet inleveren van de stukken.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek van appellanten om schadevergoeding afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 juli 2014.