ECLI:NL:CRVB:2014:2360
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- F. Hoogendijk
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een schending van de inlichtingenverplichting door de betrokkenen. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 5 maart 2013 het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde. De betrokkenen, de erven van betrokkene en appellante, ontvingen vanaf 1 september 2005 bijstand, maar deze werd ingetrokken na een onderzoek naar mogelijke onregelmatigheden in de bijstandsverlening. Het college van burgemeester en wethouders van Helmond had vastgesteld dat betrokkene in de periode van 1 november 2007 tot 1 mei 2009 onvoldoende inlichtingen had verstrekt over zijn activiteiten in de autohandel, wat leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van onterecht ontvangen bedragen.
Het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand werd gestart na een anonieme melding over zwart werken. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene in de onderzochte perioden inkomsten uit autotransacties heeft ontvangen, maar deze niet heeft gemeld. De appellanten voerden aan dat de betrokkenheid van betrokkene bij de transacties als vriendendiensten moest worden aangemerkt, maar de Raad oordeelde dat de aard en omvang van de activiteiten duiden op op geld waardeerbare arbeid. De schending van de inlichtingenverplichting leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij aan hun verplichtingen hebben voldaan. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 15 juli 2014, waarbij de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.