ECLI:NL:CRVB:2014:2362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- F. Hoogendijk
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand met terugwerkende kracht op basis van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ingangsdatum van een bijstandsuitkering voor appellante. Appellante had zich op 16 mei 2011 gemeld bij het UWV-Werkbedrijf om bijstand aan te vragen, maar dit leidde niet tot een formele aanvraag. Pas op 24 oktober 2011 diende zij een aanvraag in, die op 9 november 2011 door het college werd ontvangen. Het college kende bijstand toe met ingang van 24 oktober 2011, maar appellante stelde dat zij recht had op bijstand vanaf 16 mei 2011, omdat zij op basis van onjuiste informatie van de consulent had afgezien van een eerdere aanvraag.
De rechtbank Limburg had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit van het college in stand gelaten. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat bijzondere omstandigheden aanwezig waren die toekenning van bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De Raad oordeelde dat appellante door de consulent was misleid en dat zij daardoor niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De Raad concludeerde dat de ingangsdatum van de bijstand moest worden vastgesteld op 16 mei 2011, omdat appellante zich op die datum had gemeld en er geen relevante omstandigheden waren die toekenning van bijstand in de weg stonden.
De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en herstelde het besluit van het college, waarbij de ingangsdatum van de bijstand werd aangepast. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over de niet verleende bijstand en de proceskosten van appellante. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige informatieverstrekking door de consulent en de mogelijkheid van terugwerkende kracht bij bijstandsverlening in bijzondere gevallen.