ECLI:NL:CRVB:2014:2385
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- J.F. Bandringa
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkeringen na onrechtmatige daad en vermogensvaststelling
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven aan appellanten, die vanaf 10 september 2004 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een vermogenssignaal van de Belastingdienst werd vastgesteld dat appellant op twee bankrekeningen op 31 december 2008 een totaalbedrag van € 21.084,- had. Dit leidde tot een onderzoek door de gemeente, waaruit bleek dat appellant in de periode van 29 december 2008 tot en met 5 januari 2009 in totaal € 108.230,- had ontvangen van een stichting, waarvan hij zich het geld onrechtmatig had toegeëigend om zijn gokschulden af te lossen. Het college besloot op 23 mei 2011 de bijstand van appellanten met terugwerkende kracht in te trekken, omdat zij niet hadden voldaan aan hun inlichtingenverplichting. Appellanten maakten bezwaar tegen deze besluiten, maar het college handhaafde zijn besluiten in een bestreden besluit van 24 april 2012. De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten ongegrond, waarna zij in hoger beroep gingen.
In hoger beroep voerden appellanten aan dat zij nooit over in aanmerking te nemen vermogen hebben beschikt, omdat appellant zich het geld onrechtmatig had toegeëigend. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de appellanten in de periode van 29 december 2008 tot 24 februari 2009 beschikten over een vermogen dat groter was dan het vrij te laten vermogen, en dat zij derhalve geen recht op bijstand hadden. De Raad concludeerde dat de verplichting tot schadevergoeding pas na het vonnis van de strafrechter van 11 februari 2010 vaststond, en dat de appellanten niet tijdig het college op de hoogte hadden gesteld van relevante feiten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de gronden van appellanten in hoger beroep af.