ECLI:NL:CRVB:2014:2388
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- J.C. Hoogendoorn
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering ingevolge de Wet WIA na arbeidsongeschiktheid door schouder- en psychische klachten
In deze zaak gaat het om de beoordeling van het recht op een uitkering ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) voor appellant, die op 26 augustus 2008 wegens schouder- en psychische klachten uitviel voor zijn werk als glaszetter. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 31 maart 2011 vastgesteld dat appellant met ingang van 13 november 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en heeft zijn aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. De rechtbank Utrecht heeft de beslissing van het Uwv in een eerdere uitspraak bevestigd, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting op 4 juni 2014 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt herhaald dat zijn psychische beperkingen zijn onderschat. Hij heeft nadere medische stukken overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv voldoende bewijs had geleverd voor de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid, en dat appellant onvoldoende nieuwe medische gegevens had overgelegd om de beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts te weerleggen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 16 juli 2014 de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de door appellant ingediende gronden in hoger beroep niet slagen en dat de (psychische) belastbaarheid van appellant correct is vastgesteld. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen, aangezien de overgelegde medische informatie geen nieuwe inzichten bood. De Raad bevestigde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch passend waren voor appellant, en dat het hoger beroep niet slaagde.