ECLI:NL:CRVB:2014:2390
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WGA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Haarlem. De appellant, die een WGA-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van deze uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had vastgesteld dat de appellant met ingang van 18 september 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de intrekking van de uitkering. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en deze uitspraak werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat hij door zijn medische klachten niet in staat was om te werken en verzocht om de benoeming van een deskundige. De Raad overwoog echter dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de eerdere beoordeling konden ondermijnen. De Raad bevestigde dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch passend waren. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van medische en arbeidskundige beoordelingen in het kader van de WIA en de rol van deskundigen in het proces. De Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing van de rechtbank onderschreven, waarmee de intrekking van de WGA-uitkering van de appellant werd gehandhaafd.