ECLI:NL:CRVB:2014:2448

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
18 juli 2014
Zaaknummer
13-5586 BESLU
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn door het Uwv

In deze zaak heeft betrokkene, vertegenwoordigd door J.R. [B.], hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2011. De Centrale Raad van Beroep heeft in een tussenuitspraak van 19 april 2013 het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) opgedragen om een gebrek in de beslissing op bezwaar van 29 augustus 2012 te herstellen. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een gewijzigde beslissing op bezwaar op 18 juni 2013, waarbij het bezwaar alsnog gegrond werd verklaard. Betrokkene trok vervolgens het hoger beroep in en verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, inclusief wettelijke rente en immateriële schadevergoeding.

De Raad heeft in een eerdere uitspraak van 25 oktober 2013 het Uwv veroordeeld tot schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente en proceskosten. Tevens werd het onderzoek heropend voor een nadere uitspraak over de gevraagde schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Veiligheid en Justitie, werd als partij aangemerkt.

In januari 2014 heeft de Staat toegezegd een bedrag van € 1.500,- te vergoeden aan betrokkene, terwijl het Uwv in februari 2014 een bedrag van € 3.500,- heeft aangeboden. Betrokkene heeft in april 2014 het verzoek om schadevergoeding ingetrokken, maar verzocht om een uitspraak over de proceskosten in alle bij de Raad bekende beroepsprocedures. De Raad heeft besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de intrekking van het verzoek om schadevergoeding geen proceshandeling is die voor vergoeding in aanmerking komt. De Raad heeft ook al eerder beslist over de proceskosten in de procedures met nummers 12/584 WAO en 12/6187 WAO. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek tot toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen.

Uitspraak

13/5586, 13/5587, 13/5588, 13/5589 BESLU
Datum uitspraak: 16 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21a van de Beroepswet in verband met het verzoek om schadevergoeding van:
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Partijen:
betrokkene
de Staat der Nederlanden (de Minister van Veiligheid en Justitie) (Staat)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft J.R. [B.] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2011.
Bij tussenuitspraak van 19 april 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8530) heeft de Raad het Uwv opgedragen het geconstateerde gebrek in de beslissing op bezwaar van 29 augustus 2012 te herstellen met in achtneming van hetgeen de Raad in deze uitspraak heeft overwogen.
Het Uwv heeft vervolgens bij gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 juni 2013 het bezwaar alsnog gegrond verklaard. Betrokkene heeft hierop het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente over de nabetaling en om immateriële schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Verder heeft zij verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedateerd 25 oktober 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:2212) heeft de Raad het Uwv veroordeeld tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente en heeft hij het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Verder heeft de Raad bepaald dat het onderzoek onder nummers 13/5586, 13/5587, 13/5588 en 13/5589 BESLU wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de gevraagde schadevergoeding in verband met de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn , als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) waarbij tevens de Staat der Nederlanden (de minister van Veiligheid en Justitie) als partij is aangemerkt.
Namens de Staat heeft drs. B.E.J. [K.S.], werkzaam bij de Raad voor de rechtspraak, bij brief van 6 januari 2014 toegezegd aan betrokkene een bedrag van € 1.500,- te zullen vergoeden als compensatie voor de overschrijding van de redelijke termijn van een jaar en ruim vier maanden in de eerste rechterlijke fase.
Namens het Uwv heeft mr. [E.] bij brief van 18 februari 2014 toegezegd een bedrag van € 3.500,- aan betrokkene te zullen vergoeden wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Hierop heeft betrokkene bij brief van 15 april 2014 het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn ingetrokken, onder gelijktijdig verzoek aan de Raad om nog uitspraak te doen over de proceskosten betreffende alle bij de Raad bekende beroepsprocedures, waaronder de nummers 12/584 WAO en 12/6187 WAO.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
1.2. Het verzoek tot schadevergoeding is ingetrokken omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over het bedrag aan schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
1.3. Betrokkene heeft verzocht de Staat en het Uwv te veroordelen in de door haar gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad zal op dat verzoek beslissen met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75a van de Awb.
1.4. De Raad ziet geen reden om tot een veroordeling in de proceskosten te komen met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, omdat de intrekking van het verzoek om schadevergoeding geen proceshandeling is die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komt. Ook overigens is van proceshandelingen tijdens deze procedure die voor vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking komen, niet kunnen blijken.
1.5. Omtrent de proceskosten met betrekking tot de procedure met nummers 12/584 WAO en 12/6187 WAO heeft de Raad reeds beslist bij zijn uitspraak van 25 oktober 2013.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek tot toepassing van artikel 8:75 van de Awb af.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2014.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) R.L. Rijnen
ew