ECLI:NL:CRVB:2014:2448
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn door het Uwv
In deze zaak heeft betrokkene, vertegenwoordigd door J.R. [B.], hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2011. De Centrale Raad van Beroep heeft in een tussenuitspraak van 19 april 2013 het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) opgedragen om een gebrek in de beslissing op bezwaar van 29 augustus 2012 te herstellen. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een gewijzigde beslissing op bezwaar op 18 juni 2013, waarbij het bezwaar alsnog gegrond werd verklaard. Betrokkene trok vervolgens het hoger beroep in en verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, inclusief wettelijke rente en immateriële schadevergoeding.
De Raad heeft in een eerdere uitspraak van 25 oktober 2013 het Uwv veroordeeld tot schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente en proceskosten. Tevens werd het onderzoek heropend voor een nadere uitspraak over de gevraagde schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Veiligheid en Justitie, werd als partij aangemerkt.
In januari 2014 heeft de Staat toegezegd een bedrag van € 1.500,- te vergoeden aan betrokkene, terwijl het Uwv in februari 2014 een bedrag van € 3.500,- heeft aangeboden. Betrokkene heeft in april 2014 het verzoek om schadevergoeding ingetrokken, maar verzocht om een uitspraak over de proceskosten in alle bij de Raad bekende beroepsprocedures. De Raad heeft besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.
De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de intrekking van het verzoek om schadevergoeding geen proceshandeling is die voor vergoeding in aanmerking komt. De Raad heeft ook al eerder beslist over de proceskosten in de procedures met nummers 12/584 WAO en 12/6187 WAO. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek tot toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen.